De fraudedriehoek betreft een door de criminoloog Donald Cressey (1953) ontwikkelde theorie, waarbij wordt verondersteld dat voor fraude drie elementen nodig zijn: druk, gelegenheid en rationalisatie. Een fraudeur ervaart druk of stimulans om een fraude te plegen en acht zich in staat om vanuit zijn positie fraude te plegen (gelegenheid) en rechtvaardigt de door hem voorgenomen fraude voor zichzelf (rationalisatie).
Fraudedriehoek
