Rechtbank Amsterdam, 11-05-2022 (C/13/710112 / FA RK 21-7348)

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd

zaaknummer / rekestnummer: C/13/710112 / FA RK 21-7348 (MB/ID)

Beschikking van 11 mei 2022 betreffende vaststelling van een omgangsregeling en de kinderalimentatie

in de zaak van:

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats 1] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. B.A.S. van Leeuwen te Utrecht,

tegen

[de man] ,

wonende te [woonplaats 2] ,

hierna te noemen de man,

advocaat mr. S. Mathoerapersad te Amsterdam.

1De procedure

1.1.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

– het verzoek van de vrouw, ingekomen op 16 november 2021;

  • het verweerschrift van de man, ingekomen op 16 december 2021;
  • het F9-formulier d.d. 1 april 2022 van de zijde van de man met bijlagen.

1.2.

De mondelinge behandeling achter gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 april 2022. Gehoord zijn:

– de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;

– de man, bijgestaan door zijn advocaat.

1.3.

De minderjarige [minderjarige 1] is, gelet op haar leeftijd, in de gelegenheid gesteld om haar mening kenbaar te maken. Zij heeft van deze gelegenheid gebruik gemaakt.

2De feiten

2.1.

Partijen hebben een relatie gehad, uit deze relatie zijn geboren:

[minderjarige 1],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2013;

[minderjarige 2],geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 2] 2018.

2.2.

De moeder is van rechtswege belast met het ouderlijk gezag. De vader heeft de kinderen erkend.

3Het verzoek en het verweer

3.1.

De vrouw verzoekt:

een omgangsregeling te bepalen, waarbij de kinderen om het weekend van vrijdagmiddag 16:00 uur tot en met zondagavond 18:00 uur bij de man zijn, waarbij de man de kinderen voor de deur van de vrouw ophaalt en afzet, tenzij anders overeengekomen. Een regeling vast te leggen, inhoudende dat de kinderen tijdens de vakanties en speciale dagen (christelijke feestdagen en verjaardagen) om en om evenredig bij een der partijen zullen verblijven, waarbij partijen in de zomerperiode het recht hebben een periode van drie weken aaneengesloten de kinderen bij zich te hebben;

te bepalen dat het (concept)ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van deze beschikking;

te bepalen dat de man een bedrag van € 250,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen dient bij te dragen, dan wel een bijdrage die de rechtbank redelijk en passend acht, door de man telkens bij voorruitbetaling aan de vrouw te voldoen, met ingang van 1 november 2021;

een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

3.2.

De man verweert zich tegen het verzoek van de vrouw en concludeert primair tot afwijzing van haar verzoeken. Subsidiair verzoekt de man een bijdrage te bepalen in overeenstemming met zijn draagkracht en de terzake geldende normen.

3.3.

Op de stelling van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4De beoordeling

4.1.

Omgangsregeling

4.1.1.

De vrouw wenst een omgangsregeling tussen de man en de kinderen vast te leggen, waarbij de kinderen om de week een weekend bij de man zijn en de vakanties en de feestdagen bij helfte worden verdeeld.

4.1.2.

De man heeft tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij kan instemmen met het verzoek van de moeder, echter wenst hij vast te leggen dat de moeder de kinderen op vrijdagmiddag naar hem brengt en dat hij de kinderen op zondagmiddag weer bij de moeder terugbrengt. Het kan zijn dat de vader op vrijdagmiddag nog niet om half 5 thuis is in verband met zijn werk. Hij heeft echter aangeven dat hij dan zorgt dat een familielid bij hem thuis is om de kinderen op tijd op te vangen. De vrouw heeft aangegeven dat dit akkoord is.

4.1.3.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank een omgangsregeling vastleggen zoals de moeder deels heeft voorgesteld. Inhoudende dat:

– de kinderen om het weekend van vrijdagmiddag 16:30 uur tot en met zondagavond 18:00 uur bij de man verblijven, waarbij de vrouw de kinderen op vrijdagmiddag naar de man brengt en de man de kinderen op zondagavond weer bij de vrouw terugbrengt.

4.1.4.

Partijen zijn het erover eens dat zij de vakanties en feestdagen bij helfte verdelen. Partijen zullen onderling een verdeling van deze dagen overeenkomen. De rechtbank zal conform de overeenstemming van de partijen beslissen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man de vrouw toestemming gegeven voor een vakantie met de kinderen in de eerste drie weken van de zomervakantie van 2022.

4.2.

Kinderalimentatie

4.2.1.

De vrouw stelt dat zij onvoldoende inkomen heeft om in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te kunnen voorzien. De vrouw acht voor zover haar bekend, de draagkracht van de man ruimvoldoende om voorlopig een bedrag van € 250,- per maand te kunnen bijdragen.

4.2.2.

De man voert verweer tegen het verzoek van de vrouw en verzoekt primair tot afwijzing van het verzoek. De man stelt dat eerst de behoefte van de kinderen dient te worden bepaald en dat de vrouw ook haar financiële gegevens dient te overleggen. De man stelt dat hij onvoldoende draagkracht heeft om de verzochte bijdragen te kunnen betalen.

Ingangsdatum

4.2.3.

De rechtbank zal de verplichting tot betaling van de bijdrage laten ingaan op 16 november 2021, zijnde de datum van indiening van het verzoekschrift, nu de man vanaf dat moment rekening kon houden met vaststelling van een bijdrage.

Behoefte minderjarigen en draagkracht

4.2.4.

De vrouw heeft gesteld dat er behoefte is aan kinderalimentatie maar heeft de hoogte van de behoefte van de kinderen niet onderbouwd. De vrouw heeft nagelaten om haar financiële gegevens te overleggen, waardoor haar inkomen in 2021 (het jaar waarin partijen uit elkaar zijn gegaan) onduidelijk is. De man heeft ook niet duidelijk gemaakt hoe hoog de behoefte volgens hem is. Het uitgangspunt van de wetgever is echter dat de kinderen behoeftig zijn. De rechtbank kan bij deze stand van zaken geen reële behoefte vaststellen. Dit staat in dit geval niet in de weg aan het vaststellen van een onderhoudsbijdrage. Hierna zal namelijk blijken dat de hoogte van de onderhoudsbijdrage hoe dan ook (ongeacht de hoogte van de behoefte) zal worden begrensd door de draagkracht van de man.

4.2.5.

Duidelijk is dat de behoefte van de kinderen samen op basis van de behoeftetabel van het tremarapport 2021, minimaal € 125,- per maand (het laatste tabelbedrag bij 6 punten) bedraagt op basis van enkel het inkomen van de man. De minimale behoefte van de kinderen bedraagt dus in ieder geval € 125,- per maand en waarschijnlijk is de behoefte hoger.

4.2.6.

Bij de berekening van de draagkracht van de man gaat de rechtbank uit van zijn inkomen op basis van de jaaropgaves van 2021. Blijkens de jaaropgaves over 2021 had de man een inkomen van € 8.551,- bruto over de laatste vijf maanden van dat jaar. Zijn gemiddelde maand inkomen bedraagt dan € 1.710,- bruto. De rechtbank houdt rekening met de van toepassing zijnde premies en heffingskortingen (algemene heffingskorting en de arbeidskorting) en de verschuldigde inkomstenbelasting. Gelet hierop becijfert de rechtbank de draagkracht van de man op een bedrag van € 122,- per maand. De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat zij een (aanvullende) bijstandsuitkering ontvangt. De man heeft dit niet, dan wel onvoldoende betwist zodat de rechtbank ervan uitgaat dat de vrouw geen draagkracht heeft. De totale draagkracht van de ouders is dus kleiner dan de totale behoefte van de kinderen. Er is zodoende een tekort, waardoor de man zijn zorgkorting niet kan verzilveren en de man tot het volledige bedrag van zijn draagkracht in de kosten van de minderjarigen dient te voorzien. De draagkracht van de man (€ 122 per maand) overschrijdt de minimale behoefte van € 125 per maand niet. De onderhoudsbijdrage zal daarom worden vastgesteld op € 61 per kind per maand.

5De beslissing

De rechtbank:

5.1.

bepaalt in het kader van een omgangsregeling dat de vader voornoemde minderjarige om het weekend van vrijdagmiddag 16:30 uur tot en met zondagavond 18:00 uur bij zich zal hebben, waarbij de vrouw de minderjarigen op vrijdagmiddag naar de man brengt en de man de minderjarigen op zondagavond weer bij de vrouw terugbrengt.

5.2.

bepaalt dat de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij helfte tussen de partijen worden verdeeld;

5.3.

bepaalt dat de man € 61,- per kind per maand dient te betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarigen, met ingang van 16 november 2021, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

5.4.

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mr. M.M. Breugem, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van I.M. van der Drift, griffier, op 11 mei 2022.

Previous Story

Rechtbank Midden-Nederland, 29-03-2022 (16/706194-20 (P))

Next Story

Verbaal geweld in een relatie

Latest from Case Studies

ECLI:NL:CBB:2017:233

Taxivergunning: besluit tot intrekking Amsterdamse Taxxxivergunning na schorsing tot TTO. Onjuiste wettelijke grondslag. Geen toepassing bestuurlijke…