In artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 is het rijden onder invloed strafbaar gesteld. Het gaat om rijden onder invloed van alcohol, maar ook van drugs of medicatie die de rijvaardigheid beïnvloeden.
Rijden onder invloed – art 8 Wegenverkeerswet 1994
Artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 stelt verschillende vormen van rijden onder invloed strafbaar:
1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht.
2. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,5 milligram alcohol per milliliter bloed.
3. In afwijking van het tweede lid is het de bestuurder van een motorrijtuig voor het besturen waarvan een rijbewijs is vereist, indien sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een rijbewijs is afgegeven nog geen vijf jaren zijn verstreken, dan wel, indien het voor het eerst afgegeven rijbewijs een rijbewijs betreft dat de bevoegdheid geeft tot het besturen van bromfietsen en dit rijbewijs is afgegeven aan een persoon die op het ogenblik van die afgifte de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, nog geen zeven jaar zijn verstreken, en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden, verboden dat motorrijtuig te besturen of als bestuurder te doen besturen na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat:
a. het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht, dan wel
b. het alcoholgehalte van zijn bloed bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan 0,2 milligram per milliliter bloed.
4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de bestuurder van een motorrijtuig die zonder rijbewijs een motorrijtuig bestuurt voor het besturen waarvan een rijbewijs vereist is.
5. Het is verboden een motorrijtuig als bestuurder te doen besturen door een persoon waarvan men weet of redelijkerwijs moet weten dat deze verkeert in een toestand als in het eerste, tweede of derde lid is omschreven.
Artikel 8, lid 1 Wegenverkeerswet 1994: verkeren onder invloed stof in algemeenheid
Een vervolging op basis van artikel 8, lid 1 Wegenverkeerswet 1994 komt in aanmerking in de volgende gevallen:
- bij een AAG lager dan 235 µg/liter respectievelijk 95µg/liter in het geval van een beginnende bestuurder en/of een deelnemer aan het alcoholslotprogramma (Vergelijk de aanwijzing vliegen onder invloed waarbij de vervolgingsgrens eveneens is vastgesteld op 95µg/liter), terwijl de verdachte verkeert onder zodanige invloed van de alcohol, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan – al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid zodanig kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moet worden geacht;
- wanneer er andere stoffen dan alcohol in het geding zijn, zoals medicijnen en/of drugs. M.b.t. medicijn en/of drugsgebruik is van belang dat bij dit gebruik van psychotrope stoffen tot een bewezen- en strafbaarverklaring kan worden gekomen ook als de bestuurder niet daadwerkelijk op gevaarlijke wijze heeft gereden;
- wanneer er sprake is van andere omstandigheden dan het weigeren van de ademanalyse/bloedproef waardoor de ademanalyse/bloedproef achterwege is gebleven (bijvoorbeeld als de ademtest of ademanalyse vanwege ontbreken van beschikbaar materiaal niet konden worden verricht en afwijkend rijgedrag is geconstateerd naast de uiterlijke kenmerken);
- wanneer er sprake is van (vorm)fouten in de procedure betreffende de ademanalyse of de bloedproef, terwijl wel aan alle vereisten voor een vervolging ex artikel 8, lid 1 Wegenverkeerswet 1994 is voldaan (bijvoorbeeld indien bij de ademanalyse of bloedproef onherstelbare juridische procedure fouten zijn gemaakt).
Artikel 8, lid 2 Wegenverkeerswet 1994: na ademanalyse of bloedonderzoek
Wanneer met inachtneming van de wettelijke voorschriften een adem- of bloedmonster is afgenomen, zodat het resultaat van het onderzoek voor het bewijs kan worden gebruikt, wordt in beginsel een vervolging op basis van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a of b, Wegenverkeerswet 1994 ingesteld.
Ook een poging tot dronken rijden is strafbaar (HR 17-9-2002, NJ 2004 nr. 352).
.
De vraag of het ademanalyseapparaat over een geldige verklaring van goedkeuring beschikt wordt eerst relevant als de verdachte voor of tijdens het ademonderzoek heeft geweigerd (verdere) medewerking te verlenen aan het ademonderzoek en die weigering baseert op het feit dat het ademanalyse apparaat de benodigde verklaring van goedkeuring ontbeert ( HR, 25-1-2005, strafkamer nr. 01579/04, HR 1-4-2003, NJ 2003 nr. 304).
Artikel 8, lid 3 Wegenverkeerswet 1994: beginnend bestuurders
Het derde lid is aan artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 ziet speciaal op beginnende bestuurders. Het is beginnende bestuurders verboden een motorrijtuig te besturen, waarvoor een rijbewijs is vereist bij gebruik van alcoholhoudende drank hoger dan 88µg/liter (AAG) of hoger dan 0,2mg/l(BAG.) Met dit verbod wordt afgeweken van het algemene verbod dat de grens legt bij resp. 220µg/liter AAG en 0,5 mg/l (BAG).
In lid 6 van artikel 8 Wegenverkeerswet 1994 is vermeld dat de in lid 3 genoemde grenswaarden ook van toepassing zijn op in Nederland rijdende bestuurders van motorrijtuigen,die in het bezit zijn van een op hun naam gesteld en door een bevoegde buitenlandse autoriteit afgegeven beginnerrijbewijs.
Artikel 8, lid 4, Wegenverkeerswet 1994:
Ook voor bestuurders die zonder rijbewijs rijden, d.w.z. aan wie nimmer enig rijbewijs is afgegeven en voor bestuurders die deelnemen aan het ASP geldt een AAG van 88 en een BAG van 0,2. Dit brengt mee dat voor ervaren bestuurders aan wie een ASP is opgelegd, die met een bromfiets rijden ook 0,2 BAG/88AAG geldt.
De bestuurders van wie het rijbewijs ongeldig is verklaard worden nooit vervolgd voor artikel 8, lid 4 onder a, WVW 1994. In hun geval is de afgifte datum bepalend voor de vraag of vervolging op grond van het tweede of derde lid van artikel 8 WVW 1994 plaats kan vinden.
Bestuurder
Alleen een bestuurder van een motorrijtuig kan zich schuldig maken aan rijden onder invloed van alcohol of drugs. Soms staat niet vast of de verdachte inderdaad ook als bestuurder heeft opgetreden. In die gevallen is het vaak verstandig om verweer te voeren tegen de verdenking. Er moet echter een verschil worden gemaakt tussen:
1. BESTUREN; de verdenking van besturen in strijd met artikel 8 WVW (dat vereist is bij weigering van medewerking aan het alcoholonderzoek). Degene die ervan wordt verdacht te hebben gehandeld als bestuurder kan op grond van artikel 163 Wegenverkeerswet 1994 worden bevolen om mee te werken aan de ademanalyse. Bij een verdenking van het besturen mag de verdachte niet weigeren om mee te werken aan het alcoholonderzoek.
Voorbeeld van WEL besturen: De persoon die achter het stuur zit, met de motor aan (al dan niet op het gaspedaal bezig zijnde) (HR 27 september 2005, VR 2006, 18)
Voorbeelden van NIET besturen: het ernaast lopend voortduwen van een snorfiets levert (ECLI:NL:GHAMS:2017:4922)
2. BESTUURDER; het daadwerkelijk besturen (wettig en overtuigend bewijs) (na een voltooid alcohol- of bloedonderzoek). In beginsel wordt als bestuurder aangemerkt degene die de bedieningsorganen van een motorrijtuig hanteert en door middel daarvan de voortbeweging en de rijrichting van het motorrijtuig beïnvloedt (Hof Leeuwarden, 25 januari 2011, VR 2012, 15). In de jurisprudentie zien we verschillende voorbeelden waarbij de Hoge Raad ook een ruimere definitie van het begrip bestuurder hanteert.
- Automobilist die zijn voertuig enkel heeft geparkeerd en zijn portier opent (HR 21 oktober 2003, VR 2004, 36)
- Het duwen of aan de hand meevoeren van een motorrijtuig (HR 12 juni 1990, NJ 1991, 29)
- Het zitten achter het stuur van een voertuig dat wordt gesleept (HR 1 december 1987, NJ 1988, 689)
- Het geven van een ruk aan het stuur (Hof Amsterdam, 18 mei 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2109)
- Het als passagier aan de handrem trekken (HR 30 augustus 2005, VR 2006, 17, ECLI:NL:HR:2005:AT7292),
Alcoholonderzoek
Een bestuurder kan achtereenvolgens aan verschillende onderzoeken worden onderworpen ter vaststelling van het rijden onder invloed van alcohol. Het gaat om de volgende onderzoeken:
1. Een voorlopig alcoholonderzoek op straat
2. Ademanalyse op het politiebureau
3. Bloedonderzoek
4. Urineonderzoek
Strikte waarborgen alcoholonderzoek
Het alcoholonderzoek is met strikte waarborgen omkleed. Dit houdt in dat er tijdens de ademanalyse of het bloedonderzoek speciale voorschriften nageleefd moeten worden door de verbalisanten. Van “een onderzoek” als bedoeld in art. 8, tweede lid onder b, WVW 1994 is slechts sprake indien de waarborgen zijn nageleefd waarmee de wetgever dat onderzoek heeft omringd (vgl. HR 16 februari 1982, NJ 1982/385). Zijn belangrijke voorschriften niet juist nageleefd, dan heeft dit tot gevolg dat het resultaat van de ademanalyse of het bloedonderzoek niet bruikbaar is voor het bewijs. Het gaat immers hierbij om vormverzuimen bij het voorbereidend onderzoek waarop artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is (HR 11-10-2011 LJN BR3043). De resultaten van het onderzoek mogen daarom bij niet naleving van de strikte waarborgen niet tot het bewijs worden gebezigd. Vrijspraak dient dan te volgen.
Drugsonderzoek
Onderzoek naar gebruikte drugs, vindt plaats via een bloedonderzoek of via een urineonderzoek. Binnenkort komt er ook een speekseltester ter vaststelling van drugsgebruik bij wijze van voorlopig onderzoek. Via het bloedonderzoek kan worden vastgesteld welke drugs de verdachte heeft gebruikt, en in welke concentratie deze nog in het bloed zitten. Bepalend is evenwel niet zo zeer de concentratie van bepaalde drugs in het bloed, maar meer de invloed die de geconstateerde concentratie heeft op de rijvaardigheid. In de jurisprudentie zien we dat die invloed op de rijvaardigheid niet altijd even gemakkelijk is vast te stellen, en Rechters stellen ook hoge eisen aan een oordeel hieromtrent. Zo oordeelde het gerechtshof Arnhem op 15 maart 2010 (LJN: BL8116) dat de conclusie van het NFI dat de in het bloed aangetroffen hoeveelheid MDMA waarschijnlijk de rijvaardigheid negatief heeft beïnvloed onvoldoende om aan te nemen dat verdachte onder zodanige invloed verkeerde, dat zij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht nu de verdachte had verklaard dat ze een half uur voor de aanhouding een halve Xtc-pil had ingenomen, en het niet bekend was wat er precies in de pil zat. Er geldt voor de bepaling van de toegestane waarde bovendien een correctie van 20% . Het gaat om een analytische norm. De correctie wordt toegepast om de aangetroffen hoeveelheid drugs in het bloed. Bijv. wanneer er 0,08 milligram amfetamine per liter bloed is aangetoond, moet hierop nog eerst een correctie worden toegepast ivm 20% foutmarge toepassen; dan komt men uit op 0,064 milligram per liter. Voor amfetamine geldt evenwel een adviesnorm van 0,05 milligram per liter. Bij 50 (het hof begrijpt 50 microgram per liter bloed, oftewel 0,05 milligram per liter bloed) stijgt het risico van ongevallen in het verkeer. In dat geval is er sprake van een beïnvloeding van de rijvaardigheid (LJN: BN3886, Gerechtshof Leeuwarden, 12 augustus 2010). Indien er na onderzoek blijkt dat een verdachte onder invloed van drugs heeft gereden, zal de verdachte naast de strafrechtelijke vervolging, ook te maken krijgen met het CBR, die een onderzoek naar de rijgeschiktheid vanwege drugs oplegt, maar ook zolang de geldigheid van het rijbewijs zal schorsen. Het gaat dus om een ingrijpende maatregel. Krijgt u te maken met het CBR, bestel dan in ieder geval de informatiebrochure ‘drugs’ om u zo goed mogelijk voor te bereiden op het onderzoek bij de psychiater.