Artikel 172 Gemeentewet belast de burgemeester met de handhaving van de openbare orde onder gewone omstandigheden. Hoewel het hier gaat om taken die aan het bestuursorgaan burgemeester zijn toebedeeld, heeft ook de gemeenteraad taken op openbare orde en veiligheidsgebied. Zo kan de gemeenteraad in verordeningen regels stellen die zien op de openbare orde en veiligheid en kan de raad algemene regels formuleren voor de uitoefening van de bevoegdheden van de burgemeester. Het is echter niet wenselijk dat de raad daarmee de mogelijkheden voor de burgemeester om op te kunnen treden beperkt. In geval in wetten bevoegdheden rechtstreeks aan de burgemeester zijn toebedeeld, is het overigens niet mogelijk. In alle gevallen geldt dat de burgemeester zelf moet kunnen beslissen als de situatie om snel handelen vraagt. Vervolgens is de burgemeester verantwoording verschuldigd aan de raad over het door hem gevoerde (openbare orde en veiligheids)beleid. Lid 2 van artikel 172 bepaalt dat de burgemeester overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, kan beletten en beëindigen. Het gaat om de naleving van bestaande wettelijke voorschriften waarbij de niet-naleving ervan leidt tot openbare orde verstoring. Dit is feitelijk een vorm van bestuursdwang, maar dan zonder de voorwaarden uit de Algemene wet bestuursrecht. Lid 2 kan ook worden toegepast, als op een andere wijze de openbare orde kan worden gehandhaafd, bijvoorbeeld door bestuursrechtelijk of strafrechtelijk optreden.
Het derde lid van artikel 172 verschaft de burgemeester de zogenoemde ‘lichte bevelsbevoegdheid’. De burgemeester is bevoegd bij (dreigende) verstoring van de openbare orde alle bevelen te geven die hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde. Deze bepaling is er voor situaties waarbij er geen sprake is van overtredingen, omdat wettelijke voorschriften ontbreken, maar de burgemeester het nodig acht om in te grijpen. In deze situaties moet er acuut gevaar zijn voor de openbare orde. Als er wel wettelijke voorschriften (wetgeving, APV) zijn, dan gaan die boven de toepassing van deze lichte bevelsbevoegdheid.
De lichte bevelsbevoegdheid wordt dus gebruikt wanneer geschreven normen (zie lid 2) ontbreken. De burgemeester kan dan zelf een voorschrift opstellen gericht op één of meer personen die de openbare orde (dreigen te) verstoren. Overtreding van dit voorschrift is strafbaar, volgens artikel 184 Wetboek van Strafrecht. De bevoegdheid wordt bijvoorbeeld gebruikt voor het opleggen van verblijfsontzeggingen en gebiedsverboden wanneer deze niet in de APV zijn geregeld. De toepassingsmogelijkheden zijn echter ruimer dan dergelijke ontzeggingen en verboden.
Als de APV wel bepalingen bevat, dan zal de burgemeester daarvan gebruik moeten maken en is toepassing van de lichte bevelsbevoegdheid niet mogelijk (subsidiariteitsbeginsel). Voorts geldt dat de burgemeester de bevoegdheid slechts kan inzetten bij plotseling, opkomend of zich concreet voordoend gevaar voor de openbare orde dan wel in een situatie dat er van een concrete en actuele dreiging sprake is. Het gaat met andere woorden om een onmiddellijkheidsinstrument dat toegepast kan worden in een situatie waarin direct ingrijpen zozeer noodzakelijk is, dat ook de waarborgen van afdeling 5.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet in acht kunnen worden genomen. In tegenstelling tot het noodbevel of de noodverordening (artikel 175 en 176 Gemeentewet) mag de burgemeester bij de toepassing van artikel 172 lid 3 geen inbreuk maken op overige wetgeving. Wanneer er ordeverstoringen van meer dan plaatselijke betekenis zijn of ernstige vrees daarvoor bestaat, dan kan de commissaris van de Koning aan de betrokken burgemeester(s) aanwijzingen geven ter handhaving van de openbare orde. Dit gebeurt zoveel mogelijk na overleg met de burgemeester(s). Het gezag gaat in dergelijke situaties niet over naar de commissaris, maar deze kan de burgemeester(s) wel aanwijzingen geven die de burgemeester dan in zijn gezagsuitoefening moet meenemen.