De noodverordening (artikel 176 Gemeentewet) is een algemeen verbindend voorschrift voor een onbepaald aantal personen (“een ieder”) in buitengewone omstandigheden. Is in een gebied een noodverordening van kracht omdat er rellen worden verwacht, dan valt bijvoorbeeld ook degene die daar alleen zijn hond komt uitlaten onder het regime van de noodverordening. De noodverordening maakt beperking van bepaalde grondrechten mogelijk, waardoor terughoudend wordt omgegaan met het toepassen van een noodverordening. Zie de beschrijving van het noodbevel. De noodverordening heeft bijvoorbeeld betrekking op ontruimingen van gebouwen en gebieden, acuut gevaar, dijkdoorbraken, bommeldingen, grote natuurbranden, afbakening van rampterreinen etc. In kritieke situaties kan ook journalisten verboden worden om een gebied te betreden, mits dit voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit betekent in acute noodsituaties dat zij – waar mogelijk onder begeleiding – nog in staat moeten worden gesteld om het gebied te kunnen betreden. De noodverordening wordt ingevolge artikel 176, lid 2 direct na bekendmaking ter kennis gebracht van de gemeenteraad, van de commissaris van de Koning en van de Hoofdofficier van Justitie. Zodra de buitengewone omstandigheden die tot de noodverordening noopten zijn opgeheven, dient de burgemeester alle voorschriften weer in te trekken (artikel 176, lid 7).
De noodverordening moet door de gemeenteraad worden bekrachtigd. Zolang de raad de noodverordening nog niet bekrachtigd heeft, kan de commissaris van de Koning de werking van de noodverordening opschorten. De noodzaak tot bekrachtiging geldt niet voor een noodverordening die inmiddels is verlopen of tussentijds is ingetrokken. Uiteraard blijft de verantwoordingsplicht van de burgemeester naar de raad wel gelden.
Niet-naleving van de voorschriften uit de noodverordening is een overtreding (artikel 443 Wetboek van Strafrecht).