/

Het gericht Aftappen, Ontvangen Opnemen en Afluisteren

Algemeen

In Nederland zijn de AIVD en de MIVD bevoegd tot het gericht Aftappen, het Ontvangen, het Opnemen en het Afluisteren van elke vorm van gesprek, telecommunicatie of gegevensoverdracht d.m.v. een geautomatiseerd werk, ongeacht waar een en ander plaatsvindt. Eveneens zijn deze twee diensten bevoegd om versleuteling van de gesprekken, telecommunicatie of gegevensoverdracht ongedaan te maken. Deze bijzondere bevoegdheid vindt een wettelijke grondslag in art. 25 WIV 2002.[1]

In Frankrijk, in tegenstelling tot Nederland en Duitsland, zijn slechts de Ministers van de Groupement Interministeriel de Contrôle (GIC) bevoegd tot zgn. Veiligheidstaps of Ecoutes Administratives. Tot de GIC behoren de Minister van Binnenlandse Zaken (hieronder vallen de DCRG, de DST en DCPJ), de Minister van Defensie (hieronder vallen de DPSD en DGSE, maar ook de Gendarmerie Nationale) en de Minister van Douane Zaken. [2] Net als in Nederland, bestaat in Frankrijk de mogelijkheid tot het ongedaan maken van versleutelde telecommunicatie. Deze bijzondere bevoegdheid vindt een wettelijke grondslag in de artikelen 3 t/m 19 Loi relative au secret des correspondances émises par la voie des télécommunications (Loi 91-646 du Juillet 1991).[3]

In Duitsland zijn de BfV/LfV, de MAD en de BND bevoegd tot het Aftappen, Ontvangen, Opnemen en Afluisteren van elke vorm van nationale telecommunicatie, en is alleen de BND bevoegd tot het Aftappen, Ontvangen, Opnemen en Afluisteren van de internationale telecommunicatie (incl. Gefahrenabwehr). Deze bijzondere bevoegdheid vindt een wettelijke grondslag in §§ 1 I, Nr. 1 respectievelijk 1 I, Nr. 2 j° 5 I, 3de volzin j° 8 I, 1ste volzin G 10 E.[4] Het onderscheidt tussen nationale – en internationale telecommunicatie treft men niet aan in de Nederlandse – en Franse Veiligheidswetgevingen, omdat deze beide landen geen Inlichtingendienst Buitenland kennen. In Nederland zijn de taken van de voormalige IDB verdeeld over de AIVD en de MIVD.[5] In Frankrijk zijn de taken inzake buitenlandse inlichtingen toebedeeld aan de DPSD, en vallen dus binnen de portefeuille van Defensie. In tegenstelling tot Nederland en Frankrijk, bestaat in Duistland niet de mogelijkheid om versleuteling van de telecommunicatie ongedaan te maken.

In de bovenstaande drie landen is het voorwerp van de maatregel het telecommunicatieverkeer. Wat er onder Telecommunicatieverkeer wordt verstaan wordt duidelijk gemaakt in respectievelijk art. 1.1. onder c Telecommunicatiewet (TW), art 32 Code des Postes et Télécommunications (CPT) en §§3 Nr. 16 en Nr. 17, 82 I, 1ste volzin Telekommunikationgesetz (TKG).

De materiële voorschriften

De grondvoorwaarden

In Nederland moet er in de eerste plaats voldaan zijn aan het proportionaliteitsbeginsel (artikelen 18, 31 lid 3 en 4, en 32 WIV2002).[6] Ook de Franse – en de Duitse wetgever vereisen, dat er aan dit beginsel wordt voldaan. In Frankrijk blijkt dit uit de bewoording en opsomming van themavelden in art. 3 Loi 91-646, en in Duitsland blijkt dit uit de bewoordingen van §§1 I, Nr. 1; 5 I, 3de volzin, Nr. 2 t/m 6 j° 5 II, 1ste volzin; en 8 III, 2de en 3de volzin G 10 E.\

De Franse wetgever bepaalt in art. 3 Loi 91-646, dat er afgeluisterd kan worden ten einde inlichtingen in te winnen in een vijftal gevallen. Hiervan zijn de belangrijkste doelen 1) Het belang van de nationale veiligheid, 2) Het verijdelen van terroristische aanslagen op (de veiligheid van de staat), en 3) Het tegengaan van hernieuwde activiteiten van groeperingen die verboden en ontbonden zijn.[7]

In Duitsland moet er voor het aftappen en opnemen van de nationale telecommunicatie sprake zijn van een verdediging tegen een driegend gevaar voor a) De vrije democratische Grundordnung, of b) De bestendigheid van de federatie of één der deelstaten, of  c)de veiligheid van de federatie of één der deelstaten, of d)de veiligheid van de in de BND gestationeerde niet-Duitse NAVO-troepen (§1 I, Nr. G 10 E). Ook dienen er feitelijke aanknopingspunten te bestaan voor de verdenking, dat iemand de strafbare feiten ex §3 I, 1ste volzin G 10 E heeft gepland, heeft begaan of begaat (Zie bijlage VI) of ex §3 I, 2de volzin G 10 E voor de verdenking dat iemand lid is van een organisatie, waarbij hen doel of hen activiteiten gericht zijn op het begaan van strafbare feiten tegen de vrije democratische Grundordnung, de bestendigheid dan wel de veiligheid van de Federatie of één der Deelstaten.[8] In tegenstelling tot Frankrijk en Nederland, hanteren Duitsland dus een limitatieve opsomming van strafbare feiten. Dit heeft de Duitse wetgever gedaan ter begrenzing van het gebruik van deze bijzondere bevoegdheid.

In Duitsland mag het aftappen en opnemen van de internationale telecommunicatie (al dan niet in het kader van een Gefahrenabwehr) slechts plaatsvinden binnen het kader van de taakomschrijving van de BND ex §1 II, 1ste volzin BND-G (§1 I, Nr. 2 G 10 E).[9] In geval van het aftappen en opnemen van de internationale, niet bedoeld als Gefahrenabwehr, geldt dat er een gevaar moet bestaan als omschreven in §5 I, 3de volzin Nr. 2 t/m 6 G 10 E, zoals bijvoorbeeld a) Het plegen van terroristische aanslagen in direct verband met de BRD, of b) De internationale verspreiding van oorlogswapens ex Gesetz über die Kontrolle von Kriegswaffen.[10] Net als de Fransen hanteren de Duisters nu ook een begrenzing middels thema-velden.

In Nederland moet er in de tweede plaats voldaan zijn aan het subsidiariteitsbeginsel (art. 31 lid 1 en 2, en 32 WIV 2002). [11] In Duitsland hoeft er slechts voldaan te worden aan dit beginsel, in geval van het aftappen van de nationale telecommunicatie (§3 II, 1ste volzin G 10 E)[12] en het aftappen van de internationale telecommunicatie in het kader van de Gefahrenabwehr (§8 III, 1ste volzin G 10 E). In Frankrijk, daarentegen, treft men dit beginsel niet aan in de Loi 91-646. De redenen voor het ontbreken van dit beginsel zijn onbekend.[13]

In Nederland moet er in de derde plaats voldaan zijn aan de eis, dat het nummer ex art. 1.1 sub t TW en gegevens inzake de identiteit van een persoon dan wel organisatie bekend zijn. Is het nummer niet bekend, da mag de maatregel slechts worden uitgeoefend, zodra het desbetreffende nummer bekend is bij de diensten (art. 25 WIV 2002). Zijn de gegevens omtrent de identiteit van een persoon dan wel organisatie niet bekend, dan mag de bevoegdheid slechts worden uitgeoefend onder de voorwaarde dat de gegevens zo spoedig mogelijk worden aangevuld (art. 25 lid 6 WIV). [14]

In Frankrijk geeft de wetgever niet aan of dergelijke gegevens al dan niet bekend moeten zijn bij de autoriteiten. Er mag vanuit worden gegaan dat de Ecoutes Administratives t.a.v. elk nummer of organisatie, ongeacht of er gegevens omtrent dezen bekend zijn, mag worden toegepast, mits er maar sprake is van een situatie ex art. 3 Loi 91-646.

In Duitsland bepaalt de wetgever, dat er voor het aftappen en opnemen van de nationale telecommunicatie gegevens omtrent personen bekend moeten zijn, want deze bijzondere bevoegdheid richt zich uitsluitend tegen de verdachte of persoon, van wie op basis van bepaalde feiten veronderstelt wordt, dat zij voor de verdachte bepaalde of van hem afkomstige mededelingen in ontvangst nemen of doorgeven, dan wel dat de verdachte zijn aansluiting benut (§3 II, 2de volzin G 10 E).[15] Dit geldt echter niet voor het aftappen en opnemen van de internationale telecommunicatie (al dan niet in het kader van een Gefahrenabwehr). Immers, de Suchbegriffe mogen geen identificeringskenmerken bevatten, die tot een gerichte registratie van de bestemde telecommunicatieaansluiting leiden (§§5 II, 2de volzin / j° 8 III, 3de volzin G 10 E). Dit laatste geldt weer echter niet voor Telecommunicatieaansluitingen in het buitenland, voor zover uitgesloten kan worden, dat de aansluiting waarvan de houder of regelmatige gebruiker een Duitse nationaliteit heeft, gericht geregistreerd wordt (§§5 II, 3de volzin / j° 8 III, 3de volzin G 10 E).[16] 

De Personen tot wie de maatregel zich richt

In tegenstelling tot Nederland en Frankrijk, wordt er in Duitsland door de wetgever in geval van het aftappen en opnemen van de telecommunicatie aangegeven tot welke personen de maatregel zich richt (ex § 3 II, 2de volzin G 10 E).[17]

De formele voorschriften

De beslissingsbevoegdheid

In Nederland dient het hoofd van de AIVD of de MIVD een verzoek tot toestemming in te dienen bij respectievelijk de Minister van Binnenlandse Zaken dan wel de Minister van Defensie. Dit verzoek dient tenminste te bevatten a) Een aanduiding van de bevoegdheid die de dienst wenst uit te oefenen en, voor zover van toepassing, het nummer, bedoeld in art. 1.1 sub t Telecommunicatiewet, b) De gegevens betreffende de identiteit van de persoon dan wel organisatie ten aanzien van wie onderscheidenlijk waarvan de uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid wordt verlangd, en c) De reden waarom uitoefening van de desbetreffende bevoegdheid wordt verlangd (art. 25 lid 4 WIV 2002). [18] Deze bijzondere bevoegdheid mag pas worden uitgevoerd, indien door de betrokken Minister daarvoor op een strekkend verzoek toestemming is verleend aan het Hoofd van de desbetreffende Dienst (art. 25 lid 2 j° 19 lid 1 WIV 2002). Deze toestemming wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie maanden en kan deze periode telkens op een daartoe strekkend verzoek worden verlengd voor een zelfde periode (art. 19 lid 3 WIV 2002).

In Frankrijk, daarentegen, dient de Minister van Binnenlandse Zaken (hieronder vallen de DCRG, de DST en DCPJ), de Minister van Defensie (hieronder vallen de DPSD en DGSE, maar ook de Gendarmerie Nationale), de Minister van Douane Zaken, of een speciaal door één van hen gemachtigde persoon, een schriftelijk en gemotiveerd verzoek in bij de 1ste Minister (ex art. 4, 1ste alinea, 1ste volzin Loi 91-646). [19] In tegenstelling tot Nederland en Duitsland, wordt in de Loi 91-646 niet aangegeven wat dit verzoek dient te omvatten. Deze bijzondere bevoegdheid mag pas worden uitgeoefend, indien daartoe een schriftelijk en met reden omklede beschikking wordt verleend door de 1ste Minister, of één van de twee speciaal door hem gemachtigde personen (ex art. 4, 1ste alinea, 1ste volzin Loi 91-646). [20] In tegenstelling tot Nederland en Duitsland, kan dit bevel in Frankrijk gegeven worden voor de duur van maximaal 4 maanden. Dit bevel kan verlengd worden, maar alleen onder dezelfde voorwaarden en dezelfde duur (art. 6, 1ste en 2de volzin Loi 91-646).[21]

In Duitsland ziet men een tweedeling tussen het aftappen en opnemen van de nationale – en internationale telecommunicatie ook terug in de beslissingsbevoegdheid.

In geval van het aftappen en opnemen van de nationale telecommunicatie, dient het hoofd van BfV/LfV, de MAD of de BND een schriftelijk en met redenen omkleed verzoek in (§§9 I, 9 II, Nr. 1 t/m 4, 9 III, 1ste volzin G 10 E). De Verfassungsschutzbehörde der Länder dient dit verzoek in bij de hoogst bevoegde deelstaatambtenaar; de overige Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten dienen hun verzoek in bij het door de Bundeskanzler gevolmachtigde Bundesministerium (§10 I G 10 E). Het dient alle voor het bevel noodzakelijke vermeldingen te bevatten (§9 III, 2de volzin G 10 E). De verzoeker dient aan te tonen, dat het onderzoek naar de feiten op een andere manier uitzichtloos was of wezenlijk bemoeilijkt werd (§9 III, 3de volzin G 10 E). De Hoogste deelstaatambtenaar dan wel het door de Bundeskanzler gevolmachtigde Bundesministerium geeft schriftelijk het bevel tot het aftappen en opnemen van de nationale telecommunicatie (ex §§10 I en 10 II, 1ste volzin G 10 E). In tegenstelling tot Nederland en Frankrijk, is de Duitse wetgever van mening, dat dit bevel ten minste dient te vermelden 1) De grondslagen van het bevel en de tot onderschepping bevoegde autoriteit (§10 II, 2de volzin G 10 E), 2) De aard, de omvang en duur van de maatregel (§10 II, 2de volzin G 10 E), 3) Degene tegen wie de maatregel zich richt (§10 III, 1ste volzin G 10 E),  4) Het telefoonnummer of een ander kenmerk van de telecommunicatieaansluiting (§10 III, 2de volzin G 10 E), en 5) De verplichtingen ex §2 I, 1ste of 3de volzin G 10 E, mits de vermelding noodzakelijk is, om hem de vervulling van z’n verplichtingen mogelijk te maken (§10 VI, 1ste volzin G 10 E).[22] Het desbetreffende bevel wordt, net als in Nederland, gegeven voor een termijn van hoogstens drie maanden (§10 V, 1ste volzin G 10 E). Een verlenging van de termijn is telkens mogelijk voor  niet meer dan drie maanden, zolang de voorwaarden voor het bevel blijven voortbestaan (§10 V, 2de volzin G 10 E).[23]

In geval van het aftappen en opnemen van de Internationale telecommunicatie dient het hoofd van dienst, of diens plaatsvervanger, van de BND een schriftelijk en met reden omkleed verzoek in bij het door de Bundeskanzler gevolmachtigde Bundesministerium (§§9 I, 9 II, Nr. 1 t/m 4, 9 III, 1ste volzin, 10 I G 10 E). Dit bevel dient alle voor het bevel noodzakelijk vermeldingen te bevatten (§9 III, 2de volzin G 10 E). Het verzoek dient alle voor het bevel noodzakelijke vermeldingen te bevatten (§9 III, 2de volzin G 10 E). De verzoeker dient aan te tonen, dat het onderzoek naar de feiten op een andere manier uitzichtloos was of wezenlijk bemoeilijkt werd (§9 III, 3de volzin G 10 E), tenzij deze bijzondere bevoegdheid verzocht werd in het kader van een Gefahrenabwehr. Het Bundesministerium beslist over het desbetreffende verzoek, na de goedkeuring van het Parlamentarischen Kontrollgremiums (§5 I, 2de volzin / j° 8 I, 2de volzin G 10 E). Bij Gefahr im Verzug kan de toestemming voor een Gefahrenabwehr voorlopig gegeven worden door de Voorzitter van het Parlamentarische Kontrollgremium en zijn plaatsvervanger (§14 II, 1ste volzin G 10 E). Deze voorlopige toestemming dient onverwijld ingehaald te worden door een toestemming van het Parlamentarische Kontrollgremium (§14 II, 2de volzin G 10 E) en treedt na twee weken buitenwerking (§14 II, 3de volzin G 10 E). Het Bundesministerium geeft schriftelijk het bevel tot het aftappen en opnemen van de Internationale Telecommunicatie (§§10 I en 10 II, 1ste volzin G 10 E). Dit bevel dient tenminste te vermelden 1) De grondslagen van het bevel en de tot onderschepping bevoegde autoriteit (§10 II, 2de volzin G 10 E), 2) De aard, de omvang en duur van de maatregel (§10 II, 2de volzin G 10 E), 3) De Suchbegriffe (§10 IV, 1ste volzin G 10 E), 4) Het gebied waarover informatie verzameld zal worden, en de overdrachtsweg die aan de beperking onderworpen zijn (§10 IV, 2de volzin G 10 E), 5) Het aandeel van de overdrachtscapaciteit dat onderschept mag worden (§10 IV, 3de volzin G 10 E), en 6) De verplichtingen ex §2 I, 1ste of 3de volzin G 10 E, mits de vermelding noodzakelijk is, om hem het vervullen van z’n verplichtingen mogelijk te maken (§10 VI, 1ste volzin G 10 E).[24] Het desbetreffende bevel wordt gegeven voor een termijn van hoogstens drie maanden (§10 V, 1ste volzin G 10 E). Een verlenging van de termijn is telkens mogelijk voor  niet meer dan drie maanden, zolang de voorwaarden voor het bevel blijven voortbestaan (§10 V, 2de volzin G 10 E). In geval van een Gefahrenabwehr wordt de beschikking gegeven voor hoogstens twee maanden (§8 II, 2de volzin G 10 E), en is een eventuele verlenging hiervan mogelijk voor zover er nog voldaan wordt aan de grondvoorwaarden van deze maatregel (§8 II, 2de volzin G 10 E).[25]

De uitvoering

In Nederland en Duitsland kan deze bijzondere bevoegdheid onbeperkt gebruikt worden. In Frankrijk daarentegen is de 1ste minister verplicht om jaarlijks een quotum vast te stellen voor het aantal gelijktijdig lopende taps en de verdeling daarvan over de drie in artikel 4 genoemde ministers (art. 5, 1ste en 2de alinea Loi 91-646), en is verplicht deze gegevens voor te leggen aan de Commission Nationale de Controle des Interceptions de Sécurité (CNCIS) (art. 5, 2de alinea Loi 91-646).[26]

In Nederland geschiedt de uitvoering van deze bijzondere bevoegdheid door de AIVD of door de MIVD (art. 25 lid 1 WIV 2002).

In Duitsland geschiedt de uitvoering van de maatregel door de BfV/LfV, de MAD of de BND in geval van aftappen en opnemen van de nationale telecommunicatie, en door de BND in geval van aftappen en opnemen van de internationale telecommunicatie, onder toezicht van een employé, die deel uitmaakt van de rechterlijke macht (§11 I G 10 E). Deze rechterlijke controle kennen we in Nederland niet, omdat men in Nederland van mening is, dat de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten zo onafhankelijk mogelijk moeten kunnen opereren. Ook in Frankrijk kent men het rechterlijk toezicht niet.[27]

In tegenstelling tot Nederland en Duitsland, wordt deze bijzondere bevoegdheid in Frankrijk uitgevoerd, na een bevel van de Minister van Telecommunicatie of een door hem daartoe gemachtigde persoon, door 1) De medewerkers van het Ministerie van Post en telecommunicatie, 2) De medewerkers van France Télécom, en 3) De medewerkers van een exploitant van een netwerk of leverancier van een bevoegde telecommunicatiedienst (ex art. 11 Loi 91-646).[28]

In Nederland wordt door de AIVD of de MIVD een schriftelijk verslag gemaakt van de uitvoering van deze bijzondere bevoegdheid (art. 33 WIV 2002). Ook in Frankrijk en Duistland wordt een schriftelijk verslag gemaakt.

In tegenstelling tot Nederland en Duitsland, wordt in Frankrijk door de wetgever bepaald, dat op gezag van de 1ste Minister een overzicht wordt vastgesteld van elke afluister – en opnameactiviteit (art. 8, 1ste volzin Loi 91-646). Dit overzicht omvat de datum de en het uur waarop de maatregel begon en waarop deze eindigde (art. 8, 2de volzin Loi 91-646).[29]

In tegenstelling tot Nederland en Frankrijk, wordt in Duitsland alleen een schriftelijk verslag opgemaakt, in geval van het aftappen en opnemen van de Internationale telecommunicatie (§§5 II, 4de volzin / j° 8 IV, 4de volzin G 10 E), en mogen deze uitsluitend tot doel van de BND worden gebruikt (§§5 II, 5de volzin / j° 8 III, 3de volzin G 10 E).[30]

In Nederland dient de uitvoering van de maatregel onmiddellijk te worden gestaakt, indien het doel waartoe deze maatregel is uitgeoefend, is bereikt dan wel met de uitoefening van een minder ingrijpende bevoegdheid kan worden volstaan (art. 32 WIV).

In Duitsland, echter, wordt de maatregel slechts onverwijld beëindigd wanneer ze niet meer noodzakelijk is of de voorwaarden voor een bevel niet meer aanwezig zijn (§11 II, 1ste volzin G 10 E). Ook bepaalt de Duitse wetgever, dat van de beëindiging kennis dient te worden gegeven aan de instantie, die het bevel gegeven heeft, en/ of aan de employés als bedoeld in §2 I, 1ste of 3de volzin G 10 E (§11 II, 2de en 3de volzin G 10 E).[31]

In tegenstelling tot Nederland en Duitsland, treft men in Frankrijk een dergelijke regeling niet aan de Franse Loi 91-646. 

De verplichtingen na de uitvoering

In Nederland worden de Inlichtingen verkregen door het Aftappen, Ontvangen, Opnemen en Afluisteren, maar gelet op het doel waarvoor zij worden verwerkt, hun betekenis hebben verloren, verwijderd (art. 43 lid 1 WIV 2002). Blijkt dat de gegevens van het Aftappen, Ontvangen, Opnemen en Afluisteren onjuist zijn of ten onrechte worden verwerkt, dan worden deze respectievelijk verbeterd of verwijderd (art. 43 lid 2, 1ste volzin WIV 2002). De verwijderde gegevens worden vernietigd, tenzij wettelijke regels inzake bewaring daaraan in de weg staan.

Ook in Frankrijk geldt de regel, dat van de onderschepte gesprekken slechts de inlichtingen m.b.t. de zaken opgesomd in art. 3 Loi 91-646 het object moge zijn van een transcriptie (art. 7, 1ste alinea Loi 91-646). In tegenstelling tot Nederland en Duitsland wordt in Frankrijk door de wetgever bepaald, dat de opnames op bevel van de 1ste Minister vernietigd dienen te worden, indien de termijn van tien dagen na opname is verstreken (art. 9, 1ste alinea Loi 91-646), en dat de transcripties op bevel van de 1ste Minister vernietigd dienen te worden, indien zij niet meer nodig zijn voor het doel waarvoor ze zijn gemaakt (art. 12, 1ste en 3de alinea Loi 91-646). Net als in Duitsland dient van de vernie-tiging een proces-verbaal te worden opgemaakt (artikelen 9, 2de alinea en 12, 2de alinea Loi 91-646).[32]

In Duitsland ziet men een tweedeling tussen enerzijds het Aftappen van de nationale telecommunicatie en anderzijds het Aftappen van de Internationale telecommunicatie ook terug in de verplichtingen na de uitvoering.

In geval van het Aftappen van de nationale telecommunicatie onderzoeken de BfV/LfV, de MAD of de MAD onmiddellijk en vervolgens in periodes van hoogstens 6 maanden of de onderzochte of de persoonsgebonden gegevens in het kader van hen taakomschrijving allen of tezamen met reeds aanwezig zijnde gegevens voor het voorgenomen doel als bedoeld in §1 I, Nr. 1 G 10 E vereist zijn (§ 4 I, 1ste volzin G 10 E). Wanneer uit het onderzoek blijkt, dat de gegevens niet voor het doel als bedoeld in §1 I, Nr. 1 G 10 E vereist zijn en niet voor zending aan andere instanties nodig zijn, dienen zij onverwijld onder toezicht van een employé, die behoort tot de rechterlijke macht, vernietigd te worden (§4 I, 2de volzin G 10 E). Net als in Frankrijk dient er van het vernietigen een verslag te worden gemaakt (§4 I, 3de volzin G 10 E). De vernietiging vindt echter niet plaats voor zover en zolang de gegevens van belang kunnen zijn voor een mededeling aan de betrokkene ex §12 I G 10 E of een gerechtelijke controle inzake rechtmatigheid van deze maatregel (§4 I, 4de volzin G 10 E). In zoverre resulteert dit in een verbod op de gegevens, die ook alleen voor de genoemde doeleinden gebruikt mochten worden (§4 I, 5de volzin G 10 E). De resterende gegevens dienen gekenmerkt te worden (§4 II, 1ste volzin G 10 E). Na een overdracht dient het kenmerk door de Ontvanger in stand gehouden te worden. (§4 II, 2de volzin G 10 E). Slechts in uitzonderingsgevallen mag bij een overdracht van het kenmerk afgezien worden (§4 II, 3de volzin G 10 E).[33]

In geval van het Aftappen van de Internationale telecommunicatie onderzoekt de BND onverwijld en binnen een termijn van hoogstens 6 maanden of de verkregen persoonsgebonden gegevens in het kader van de taakuitoefening, alleen of tezamen met de reeds aanwezige gegevens, conform de in §5 I, 3de volzin G 10 E genoemde doelen dan wel conform de in §8 I G 10 E genoemde Gefahrenabwehr gevorderd mochten worden (§6 I, 1ste volzin respectievelijk 8 IV, 1ste volzin G 10 E). Voor zover de gegevens voor deze doelen niet gevorderd kunnen worden en niet voor een overdracht aan een andere autoriteit noodzakelijk is, dienen zij onverwijld onder toeziend oog van een employé, die de bekwaamheid van Rechterlijk ambt heeft, vernietigd te worden (§6 I, 2de volzin respectievelijk 8 IV, 2de volzin  G10 E). Alleen in geval van de Gefahrenabwehr hoeft er geen verslag te worden gemaakt van deze vernietiging (§6 I, 3de volzin G 10 E). Buiten vernietiging blijven echter de gegevens die voor een mededeling ex §12 II G 10 E of voor een gerechtelijk onderzoek inzake de rechtmatigheid van deze bijzondere bevoegdheid van betekenis zijn (§6 I, 4de volzin / j° 8 IV, 4de volzin G 10 E). In dat geval komt er een blokkering op de gegevens (§ 6 I, 5de volzin, 1ste zinsdeel / j° 8 IV, 4de volzin G 10 E). De gegevens mogen dan slechts voor de laatstgenoemde doelen gebruikt worden (§ 6 I, 5de volzin, 2de volzin / j° 8 IV, 4de volzin G 10 E). Een uitzondering op deze regel vormen de verbaliseerde gegevens m.b.t. de uitvoering van deze bijzondere bevoegdheid, want deze worden altijd aan het einde van het kalenderjaar na het jaar van verbalisering vernietigd (§5 II, 6de volzin / j° 8 IV, 4de volzin G 10 E). De overblijvende gegevens worden gekenmerkt (§6 II, 1ste volzin G 10 E). Na een eventuele overdracht van de desbetreffende gegevens dient de ontvanger de kenmerking te behouden (§6 II, 2de volzin G 10 E).[34]

Uitbrengen van verslag aan de betrokkene

In tegenstelling tot Nederland en Duitsland, bestaat er in Frankrijk geen verplichting voor de autoriteiten om verslag uit te brengen van deze bijzondere bevoegdheid aan de betrokkene.

In Nederland onderzoekt de betrokken Minister vijf jaar na de beëindiging van deze bijzondere bevoegdheid, en daarna telkens per jaar, of de persoon t.a.v. wie deze bijzondere bevoegdheid is uitgeoefend daarvan zo spoedig mogelijk verslag kan worden uitgebracht (art. 34 lid 1, 1ste en 2de zinsdeel WIV 2002). Dit verslag is schriftelijk en omvat uitsluitend a) Gegevens betreffende de identiteit van de betrokken persoon, b) Een aanduiding van deze bijzondere bevoegdheid, c) De persoon of instantie die voor de uitoefening van deze bijzondere bevoegdheid toestemming, machtiging dan wel last is verleend, d) De datum waarop voor deze bijzondere bevoegdheid toestemming, machtiging dan wel last is verleend, en e) De periode gedurende welke deze bijzondere bevoegdheid heeft plaatsgevonden. Deze verplichting tot verslaglegging vervalt op het moment, dat is vastgesteld dat zulks redelijkerwijs niet mogelijk is (art. 34 lid 5 WIV 2002). [35] In dat geval wordt het Commissie van toezicht op de hoogte gebracht (art. 34 lid 2, 1ste volzin WIV 2002).[36] In Duitsland, daarentegen, wordt na de stopzetting van deze bijzondere bevoegdheid hiervan een mededeling gedaan aan de betrokkene, wanneer de bedreiging van het doel van de beperking uitgesloten is, en voor zover de persoonsgegevens niet onverwijld vernietigd zijn (§§12 I, 1ste volzin j° 12 II, 1ste volzin G 10 E). Niet wordt vermeld hoe dit geschiedt. Laat zich op dit tijdstip nog niet sluitend beoordelen of deze voorwaarde aanwezig is, dan dient er een mededeling gedaan te worden zodra een dreiging uitgesloten is (§12 I, 2de volzin j° 12 II, 1ste volzin G 10 E). Ex §12 I, 3de volzin j° 12 II, 1ste volzin G 10 E behoeft er geen mededeling te worden gedaan wanneer de G 10 – Kommission vastgesteld heeft, dat: 1) Deze voorwaarde ook na vijf jaar nog niet ingetreden is, 2) Zij ook naar alle waarschijnlijkheid niet in de toekomst intreedt, en 3) De voorwaarden voor een schrapping zowel bij de Erhebende Stelle als bij de Ontvanger aanwezig zijn.[37]


[1] Ibidem, p. 77

[2] Bouloc, B., Chronique Législative, op. cit., p. 128;  Picard, E., Etudes, Variétes et Documents, Rev.Sc.Cr.  (1993) 2, avr-juin, p. 306; Vos drois et démanches: relations avec l’adminstration, «Ecoutes télé-phoniques administratives», op. cit.; «Le secret des écoutes fait parler de lui», op. cit.; Le Régime des écoutes téléphoniques (Loi du 10 juillet 1991), op. cit.              

[3] Bouloc, B.,Chronique Législative, op.cit., p. 792; Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 128;  Picard, E., Etudes, Variétes et Documents, op.cit., p. 305; Pradel, J., Droit Pénal, Tome III Droit Pénal Spécial, p. 191; Pradel, J., Droit Pénal, Tome II Procédure Pénale, op.cit., p. 362; Interceptions des correspondances émises par la voie des télécommunications, op.cit., p. 4

[4] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 347-349

[5] Ekker, A.H., Het onderscheppen van telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten, op. cit., p. 77ev 

[6] Ibidem, p. 77

[7] Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 128;  Picard, E., Etudes, Variétes et Documents, op.cit., p. 305; Pradel, J., Droit Pénal, Tome III Droit Pénal Spécial, op.cit., p. 191-192; Interceptions des cor-respondances émises par la voie des télécommunications, op.cit., p. 4; Vos drois et démanches: relations avec l’adminstration, «Ecoutes télphoniques administratives», op. cit;  «Le secret des écoutes fait parler de lui», op. cit

[8] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 348

[9] Ibidem, p. 348-349

[10] Ibidem, p. 348

[11] Ibidem, p. 77

[12] Ibidem, p. 348-349

[13] Ibidem, p. 348

[14] Ekker, A.H., Het onderscheppen van telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten, op. cit., p. 77

[15] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 348

[16] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 348-349

[17] Ibidem, p. 348

[18] Ekker, A.H., Het onderscheppen van telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten, op. cit., p. 78

[19] Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 128;  Picard, E., Etudes, Variétes et Documents, op.cit., p. 306; Vos drois et démanches: relations avec l’adminstration, «Ecoutes télphoniques administratives», op. cit; «Le secret des écoutes fait parler de lui», op. cit; Le Régime des écoutes téléphoniques (Loi du 10 juillet 1991), op.cit.              

[20] Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 128;  Picard, E., Etudes, Variétes et Documents, op.cit., p. 306; Vos drois et démanches: relations avec l’adminstration, «Ecoutes télphoniques administratives», op.cit.; «Le secret des écoutes fait parler de lui», op.cit.; Le Régime des écoutes téléphoniques (Loi du 10 juillet 1991), op.cit.               

[21] Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 129; Interceptions des correspondances émises par la voie des télécommunications, op.cit., p. 4; Vos drois et démanches: relations avec l’adminstration, «Ecoutes télphoniques administratives» , op.cit.  

[22] Deze vermelding vervalt echter, wanneer het Bevel zonder zijn medewerking kan worden uitgevoerd (§10 VI, 2de volzin G 10 E).

[23] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 349

[24] Deze vermelding vervalt echter, wanneer het Bevel zonder zijn medewerking kan worden uitgevoerd (§10 VI, 2de volzin G 10 E).

[25] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 349

[26] Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 129; Picard, E., Etudes, Variétes et Documents, op.cit., p. 306; Interceptions des correspondances émises par la voie des télécommunications, op.cit., p. 4

[27] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 349

[28] Le Régime des écoutes téléphoniques (Loi du 10 juillet 1991) , op.cit. ; Stéfani,  G., G. Levasseur, B. Bouloc, Procédure Pénale, op.cit., p. 521; Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 129

[29] Bouloc, B., Chronique Législative, op.cit., p. 129; Le Régime des écoutes téléphoniques (Loi du 10 juillet 1991), op.cit.

[30] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 348-349

[31] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 349

[32] Le Régime des écoutes téléphoniques (Loi du 10 juillet 1991), op.cit.

[33] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 348

[34] Ibidem, p. 349

[35] I.t.t. Duitsland, wordt in Nederland door de wetgever niet aangegeven in welke gevallen de verplichting komt te vervallen.

[36] Ekker, A.H., Het onderscheppen van telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten, op. cit., p. 78

[37] Hetzer. W., Neuregelung der Telekommunikationsüberwachung, op. cit., p. 349

Previous Story

Het Hacken

Next Story

Het Searchen

Latest from Counter Terrorism