/

De Nederlandse wetsgeschiedenis inzake het onderzoek van de telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten

Tot 1971 ontbrak er een wettelijke basis voor het afluisteren van telecommunicatie ten behoeve van de staatsveiligheid. Uit de parlementaire stukken blijkt, dat het afluisteren van telefonie door de BVD geacht werd voort te vloeien uit de algemene taak van deze dienst.

Aan het einde van de jaren zeventig werd de bescherming van de persoonlijke levenssfeer mede als gevolg van de technische ontwikkelingen actueel. Dientengevolge voelde men zich genoodzaakt inbreuken op de persoonlijke levenssfeer strafbaar te stellen. Ten behoeve va de vroegere BVD werd er voorzien in een aantal strafuitsluitingsgronden. Deze strafuitsluitingsgronden voorzagen in de volgende bevoegdheden als omschreven in de artikelen 139a lid 3 onder 3°, 139b lid 3 en 139c lid 2 onder 3° Sr.[1]

Bij Koninklijk Besluit van 8 augustus 1949 kreeg de BVD een officiële status. Tevens werden in dit besluit de taken en de verantwoordelijkheden van alle Nederlandse Inlichtingendiensten geregeld. Dit KB werd pas op 5 augustus 1972 openbaar.[2] 

In art. III-3 lid 3 KB staat, dat het hoofd van de BVD zich wenden kan tot andere overheidsorganen, – diensten en ambtenaren met het verzoek bepaalde gegevens te verstrekken. Zodoende was daarmee de praktische kant van het afluisteren bij de PTT geregeld.[3]

Nadat het KB in 1972 gepubliceerd werd stond politiek gezien niets in de weg inzake de creatie van een wettelijke regeling. Uiteindelijk werd de eerste Wet op de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten in 1987 gepubliceerd. Echter in deze wet werd met geen woord gerept over specifieke bevoegdheden. Art. 15 WIV 1987 was bijna identiek aan art. III-3 KB. Conform art. 15 WIV 1987 mochten de coördinator en de hoofden van de diensten zich wenden tot overheidsorganen, overheidsdiensten of ambtenaren voor het verkrijgen van gegevens. Tezamen met de strafuitsluitingsgrond van art. 139c Sr was dit voldoende om Taps te realiseren, zolang de PTT staatsbedrijf en monopolist op de telecommunicatiemarkt zou blijven en er geen nieuwe communicatietechnieken zouden worden geïntroduceerd.[4]

In het begin van de jaren negentig deden diverse nieuwe technieken en daarbij behorende strafrechtelijke – en strafvorderlijke problemen hun intrede. Op grote schaal werden Fax, Mobiele telefonie en datacommunicatie via netwerk en Internet geïntroduceerd. De bestaande wetgeving, die gericht was op telefonie en telegrafie, kan niets doen met deze nieuwe technieken. Hieraan werd door de Wet van 1 maart 1993 inzake Computer Criminaliteit een einde gemaakt. De desbetreffende wet stelt eerstens het Hacken strafbaar in art. 138a Sr, en ook voor Inlichtingendiensten bestaat conform deze wet geen uitzondering m.b.t. hacken. Door de aanpassing van art. 139c Sr werd het voortaan strafbaar om alle vormen van telecommunicatie af te luisteren, maar tegelijkertijd kregen daardoor de Inlichtingendiensten via strafuitsluiting toestemming om alle vormen van telecommunicatie af te tappen.[5]

Uiteindelijk bleek de oude WIV 1987 niet bestand tegen de veranderingen van de jaren tachtig en jaren negentig en was zodoende de noodzaak ontstaan om een nieuwe wet te schrijven.[6] Eigenlijk was de directe aanleiding voor herziening van de WIV 1987 een inbraak van de antimilitaristische actiegroep Onkruid in 1984. Bij deze inbraak werden papieren buitgemaakt waaruit bleek dat de MID gegevens verzamelde over burgers. Door een aantal van deze burgers werden er procedures aangespannen. In ABRvS 16 juni 1994, AB 1995, 238[7] werd geconcludeerd, dat de bestaande WIV niet voldeed aan het EVRM en daarop gebaseerde jurisprudentie van het EHRM. Volgens de Raad van State voldeed de WIV 1987 niet aan de volgende punten:

  • In de WIV 1987 was niet geregeld onder welke omstandigheden en met welke middelen de Nederlandse Inlichtingendiensten de privacy van burgers mochten schenden;
  • Er was geen wettelijk geregelde klacht mogelijkheid voor burgers die zich door de Inlichtingendiensten benadeeld voelden, waaruit een bindend advies kon worden gegeven;
  • Er was geen notificatieplicht voor de Inlichtingendiensten.

De kritiek leidde tot de verkondiging van de Minister van Binnenlandse Zaken om op zoek te gaan naar nieuwe formuleringen in de WIV, die de tegenstrijdigheden met het EVRM zouden opheffen.[8]

De Commissie Van Traa concludeerde in haar rapport dat er allerlei onduidelijkheden en onvoldoende geregelde dwarsverbanden tussen de BVD en de politie bestonden, en dat door de BVD geleverde informatie voor Politie en Justitie oncontroleerbaar was. Deze Commissie pleitte voor regelgeving op deze gebieden, en voor wetgeving op het gebied van bijzondere bevoegdheden van de BVD.[9]

De bovenstaande factoren hebben de komst van een nieuwe WIV bespoedigd. Op 7 februari 1998 werd het voorstel van deze nieuwe WIV naar de Tweede Kamer gestuurd. Behalve de aangekondigde reparatiewetgeving werd in het voorstel een flinke sprong vooruit gemaakt. Zo maakte men van de gelegenheid gebruik om de bevoegdheden van de Inlichtingendiensten uit te breiden met een aantal nieuwe methoden, en werden de verloren gaande taken van de IDB overgenomen.[10] Op 5 februari 2002 werd het voorstel voor de WIV 2002 aangenomen door de Eerste Kamer, en werd op 7 februari 2002 in het Staatsblad gepubliceerd. Ingevolge deze nieuwe WIV krijgen de diensten vergaande bevoegdheden tot het Onderscheppen en Analyseren van Telecommunicatie. Deze verruiming ligt in het verlengde van het alsmaar toenemende Aftappen door Politie en Justitie en, naar men mag aannemen, door Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten.[11]


[1] Ekker, A.H., Het onderscheppen van telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten, op. cit., p. 78

[2] Wagenaar, W. Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten en ICT, Nederland, bron: http://www.xs4all.nl/~respub/

[3] Ibidem

[4] Ibidem

[5] Ibidem

[6] Ibidem

[7] Ibidem

[8] Ibidem

[9] Ibidem

[10] Ibidem

[11] Ekker, A.H., Het onderscheppen van telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten, op. cit., p. 77

Next Story

De Franse wetsgeschiedenis inzake het onderzoek van de telecommunicatie door de Inlichtingen – en Veiligheidsdiensten

Latest from Counter Terrorism